De aanval op de zeppelinbasis
De zeppelinbasis van Tønder was de hele Eerste Wereldoorlog een doorn in het oog van de Britten. Pas in de zomer van 1918 waren de Britten klaar voor een bepalende aanval op de Tønder-basis. Het probleem was tot dan toe het bereik van de vliegtuigen geweest; Tønder lag te ver van Engeland.
Dit werd door de Engelsen opgelost met de bouw van het eerste echte vliegdekschip ter wereld, de HMS Furious, met zowel een start- als landingsbaan. Ze hadden tevens een vliegtuig ontwikkeld dat de klus zou kunnen klaren, namelijk het eenmotorige jachtvliegtuig Sopwith Camel.
Op 18 juli zette de HMS Furious vanuit Engeland koers naar de Deense kust, met aan boord de zeven vliegtuigen die de aanval moesten uitvoeren. Bovendien werd het vliegdekschip ter bescherming geëscorteerd door zeventien andere schepen. Op 19 juli om 03.04 uur werd begonnen met de eerste luchtaanval ter wereld vanaf een vliegdekschip op een doel op land (de zeppelinbasis in Tønder). Vanaf het vliegdekschip was het 150 km naar Tønder en de vliegtuigen hadden niet genoeg benzine om terug te keren. Daarom moesten ze na het bombardement een noodlanding maken in het neutrale Denemarken.
Om 04.35 uur viel de eerste van in totaal vijf bommen op de loods Toska. In de loods stonden op dat moment de L-54 en L-60. Deze werden volledig door brand verwoest en dikke rook steeg op uit de gaten die de bommen in het dak van Toska hadden geslagen. Afgezien van de gaten in het dak en rookschade, raakte Toska verder niet beschadigd. De loods Tobias werd door twee bommen geraakt, en in de stad Tønder viel een verdwaalde bom op het marktplein.